Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide David tot de mannen, die bij hem stonden, zeggende: [30]Wat zal men dien man doen, die dezen Filistijn slaat, en den smaad van Israel wendt? Want wie is deze onbesneden Filistijn, dat hij de slagorden van den levenden God zou honen? 30. Hebreeuws, wat zal dien man gedaan worden?